Jenaplan algemeen
Jenaplanonderwijs hoort bij het traditionele vernieuwingsonderwijs. Een jenaplanschool is een gemeenschap van kinderen, leraren en ouders. De leraren zijn professionele opvoeders. Ouders dragen een deel van de opvoeding van hun kinderen over aan de leraren, maar blijven een belangrijke rol in het onderwijs spelen. Het moet daarom een bewuste keuze zijn om een kind naar een jenaplanschool te laten gaan.
Het concept van jenaplanonderwijs
In 1924 ontwikkelde Peter Petersen uit het Duitse Jena een nieuwe vorm van onderwijs waarbij hij kinderen van verschillende leeftijden in één groep zette. Dit was het begin van het jenaplanonderwijs. In het jenaplanonderwijs staat het kind centraal. Ieder kind is uniek in zijn ontwikkeling, talenten en leerstijl. In het jenaplanonderwijs krijgen kinderen de ruimte zich zo breed mogelijk te ontwikkelen. Zij mogen verschillend zijn, het doel is dat de kinderen van de verschillen en van elkaar leren en dat ze verschillen leren respecteren. Het jenaplanonderwijs is gericht op de opvoeding van kinderen en omvat daarom veel meer dan het aanleren van de standaard schoolse kennis en vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen. Kinderen leren in een jenaplanschool veel door deel te nemen aan de zogenaamde basisactiviteiten, spreken/communiceren, spelen, werken en vieren. De leerstof van een jenaplanschool komt uit de leefwereld van de kinderen en uit het cultuurgoed van de maatschappij.
Iedere jenaplanschool is anders
Kenmerkend voor jenaplanonderwijs is dat het een open en interpreteerbaar streefmodel is. Elke jenaplanschool is anders, maakt andere keuzes en legt andere accenten. Het jenaplanconcept wordt vormgegeven vanuit de lokale mogelijkheden. Waar zij in overeenkomen is het werken vanuit de basisprincipes, de kwaliteitscriteria en de kernkwaliteiten. Daarnaast werken de scholen volgens de door de overheid opgestelde kerndoelen. De jenaplanscholen zijn georganiseerd in de Nederlandse Jenaplan Vereniging (NJPV).
De basisprincipes
De Lispeltuut is een jenaplanschool. In onze schoolgids staat beschreven hoe wij dat handen en voeten geven.
Er zijn 20 algemene basisprincipes geformuleerd die de uitgangspunten vormen voor het onderwijs:
- Elk mens is uniek; zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde.
- Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zoveel mogelijk gekenmerkt door: zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, sexuele gerichtheid, sociaal milieu religie, levensbeschouwing of handicap geen verschil uitmaken.
- Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig: met andere mensen; met de zintuiglijke waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur; met de niet zintuigelijk waarneembare werkelijkheid.
- Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
- Elk mens wordt als een cultuurdrager en – vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling.
- Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties gebruikt.
- De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op.
- In de school hebben de volwassenen de taak de voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot (ped)agogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
- In de school wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen worden beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving.
- In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen.
- In de school wordt het onderwijs vorm gegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering.
- In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, om het leren van en zorgen voor elkaar te
- stimuleren.
- In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging. In dit alles speelt het initiatief van de kinderen een belangrijke rol.
- In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in metals basis ervaren, ontdekken en onderzoeken.
- In de school vinden gedrags- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van dat kind en in samenspraak met hem.
- In de school worden verandering en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.
- In enkele minuten een indruk van jenaplan onderwijs? Bekijk het filmpje